Institutions for Open Societies
Wantoestanden in internationaal sportbestuur: wie doet er wat aan?
Honderdduizenden Nederlanders genoten de afgelopen weken van Max Verstappen in zijn auto, van Steven Kruijswijk op zijn fiets en van Kiki Bertens op het gravel. De komende weken gaan nog veel meer mensen topsport consumeren. Miljoenen verheugen zich op het EK voetbal, het EK atletiek en de Olympische Spelen. Daar is weinig mis mee. Maar in de productie van sport gaat wel veel mis, onder meer in het bestuur. Wie doet daar wat aan?
Naar aanleiding van het rapport Zorgplichten van Nederlandse ondernemingen inzake internationaal maatschappelijke verantwoord ondernemen belicht onderzoeker Frank van Eekeren hieronder de sport als case voor de zorgplicht van Nederlandse organisaties.
Veel van onze dagelijkse portie topsport wordt indirect geproduceerd in het buitenland. De sport kent een piramidestructuur: een brede basis, veelal bestaand uit lokale sportclubs en een ultra-smalle top, bestaand uit de internationale federatie. Die internationale federatie is machtig: Zij bepalen de spelregels, organiseren de mondiale toernooien, ontvangen daar de inkomsten van en beschikken over eigen rechtspraak. Deze transnationale monopolisten zijn voor het grootste deel ook nog eens gevestigd in Zwitserland, waardoor zij veel vrijheden kennen bij het afleggen van verantwoording en relatief makkelijk uit de politieke invloedsfeer van de EU kunnen blijven. Geen wonder dus dat in het bestuur van hyper-commerciële sporten wel eens wat mis gaat.
Wat heet: De kranten staan vol van corruptie in het internationale sportbestuur. Dictatoriale regimes in de Formule 1, fraude met dopingzaken in het wielrennen en matchfixing in het tennis. Toch kijken we graag naar Max, Steven en Kiki, net als naar het voetbal – ondanks het wangedrag van bestuurders als Sepp Blatter en Michel Platini.
Deze FIFA-bestuurders sluisden veel geld dat tot de voetbalgemeenschap behoorde door naar eigen bankrekeningen en kochten er stemmen mee om aan de macht te blijven. Des te wranger is dat een deel van dit geld was geoormerkt voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen-beleid van de FIFA. Sportconsumenten weten dit of kunnen het weten. Sportorganisaties binnen de piramide weten het in elk geval. De vraag is: Hoe ver reikt hun maatschappelijke verantwoordelijkheid?
Met deze vraag worstelen vele Nederlandse sportbestuurders. De vraag is dan ook omgeven door andere vragen. Zoals: Wat is eigenlijk goed (sport)bestuur? Onze opvattingen over integriteit en good governance wijken nog al eens af van de opvattingen in andere delen van de wereld. Er is geen internationale standaard voorhanden. Bovendien: Veel actoren, ook de Nederlandse bestuurders, kunnen politieke en economische belangen hebben die de opvattingen over goed (sport)bestuur oprekken.
Een andere vraag die opkomt is: Wie is eigenlijk verantwoordelijk? Het is niet altijd duidelijk wie de probleemeigenaar is. De individuele consument voelt zich wellicht bedonderd, maar dat betekent niet dat hij geneigd is actie te ondernemen. De Nederlandse sportorganisatie maakt deel uit van een groot internationaal netwerk van sportbonden. Waarom moet nu juist hij zijn nek uitsteken?
Zolang deze vragen niet eenduidig beantwoord kunnen worden is actie tegen het wanbestuur afhankelijk van inzet van buiten de sportsector. Zoals de onderzoekjournalisten die hun tanden zetten in de FIFA. Of zoals de groep van wetenschappers die een instrument ontwikkelde om de good governance van internationale sportfederaties te meten en met elkaar te vergelijken, waardoor zij aan naming and shaming kunnen doen. En zoals de FBI die met man en macht op jacht is naar corrumperende FIFA-bestuurders.
Hoe effectief die acties ook kunnen zijn, de vraag blijft hoe ver de verantwoordelijkheid reikt van de sport zelf, inclusief Nederlandse sportorganisaties. De complexiteit van de internationale context, het ontbreken van duidelijke kaders, beperkte juridische mogelijkheden en onduidelijkheden over eigenaarschap zullen voorlopig nog blijven. Dit betekent dat daadwerkelijke actie afhankelijk is van de afweging tussen moraliteit en economische en politieke belangen. Daarmee is het belang van ethisch leiderschap groot.
Over dat ethisch leiderschap in sportorganisaties weten we nog weinig. Binnenkort start een onderzoeksgroep vanuit het focusgebied Sport & Society een studie naar het handelen van Nederlandse voetbalbestuurders bij morele dilemma’s. Op deze manier zal inzicht ontstaan in de discursieve constructie van integriteit.
Vanuit deze inzichten zal met sportbestuurders worden gezocht worden naar handvatten die hen kunnen helpen bij het handelen richting hun internationale federaties. Handvatten die, ondanks de unieke context van de sportsector, mogelijk ook bruikbaar zijn voor bestuurders in andere sectoren die worstelen met de vraag hoe zij internationale wantoestanden in hun branche aan de orde kunnen stellen.