Research stories

Verkiezingen

Verkiezingen: de Eerste Kamer onder vuur

Waarom staat de positie van de Eerste Kamer ter discussie tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer? En wat zijn de verschillende partijen er mee van plan?

Hieronder bespreken Coen Modderman en Wytze van der Woude de plannen en bekijken ze hoe haalbaar die zijn.

De ‘Nacht van Wiegel’ is weliswaar al bijna 18 jaar geleden, hij ligt ongetwijfeld bij veel politici nog vers in het geheugen. In die nacht liet de Eerste Kamer haar macht zien. Het kabinet dacht een meerderheid te hebben voor een grondwetswijziging, zodat bindende correctieve referenda mogelijk zouden worden – een langgekoesterde wens van D66. Senator Hans Wiegel besloot bij nader inzien toch tegen te stemmen, terwijl zijn partij (de VVD) vóór was. Het voorstel sneuvelde; het Kabinet-Kok II bijna ook.

Als een kabinet niet op een meerderheid in de Eerste Kamer kan rekenen, zoals ook de meest recente kabinetten Rutte I en II, ligt politiek conflict op de loer.

Als de Tweede Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel, moet het immers nog naar de Eerste Kamer en die heeft vetorecht. Het is dus niet zo vreemd dat de positie van de Eerste Kamer terugkeert in verkiezingsprogramma’s: sommige partijen willen de Eerste Kamer aan banden leggen.

Volgens de Grondwet heeft de Eerste Kamer, net als de Tweede Kamer, de taak het gehele Nederlandse volk te vertegenwoordigen (artikel 50). Deze taak is zo algemeen geformuleerd dat de Eerste Kamer hierbinnen in de praktijk een eigen rol lijkt te hebben gevonden.

Deze schuilt vooral in de heroverweging van wetsvoorstellen buiten de ‘politieke waan van de dag’. Belangrijk daarbij is bijvoorbeeld: kijken of een voorgestelde wet in overeenstemming is met de Grondwet en met internationaal recht, en kijken of de wet uitvoerbaar is.

Verschillende partijen willen nu verandering:

 

Expliciete onvoorwaardelijke steun krijgt de Eerste Kamer van de zijde van de SGP.

 

50Plus en VNL pleiten voor categorische afschaffing van de Eerste Kamer.

 

GroenLinks en D66 lijken van opvatting dat een van de belangrijkste functies van de Eerste Kamer – het beoordelen of wetten in overeenstemming zijn met de Grondwet – beter elders belegd kan worden. Beide partijen zouden het liefst zien dat deze macht bij rechters komt te liggen. Als dit gebeurt, kan de Eerste Kamer worden afgeschaft, aldus deze partijen.

 

DENK vindt dat de Eerste Kamer bij de vaststelling van wetten niet langer een doorslaggevende stem moet hebben, omdat de Tweede Kamer een sterkere democratische legitimatie heeft dan de Eerste. Wat DENK voor zich ziet, is dat de Eerste Kamer wetsvoorstellen niet langer kan vetoën, maar alleen het recht krijgt om wetsvoorstellen terug te sturen naar de Tweede Kamer. Als de Kamers van mening blijven verschillen, hakt de zogenoemde Verenigde Vergadering van beide Kamers (waarin de Tweede Kamer de meerderheid heeft) de knoop door.

 

De VVD heeft geen concreet voorstel voor verandering van de positie van de Eerste Kamer, maar constateert (in bredere zin) een besluitvaardigheidsprobleem in de huidige wetgevingsprocedure, waarin goedkeuring van beide Kamers nodig is. De VVD acht een ‘nieuwe balans in de staatsrechtelijke verhoudingen’ noodzakelijk.

De crux is uiteindelijk hoe je aankijkt tegen de functie van de Eerste Kamer. Vereenzelvig je die met het controleren van de grondwettigheid van wetten, dan is iets te zeggen voor de voorstellen van GL en D66 (al blijft ook dan de vraag staan of die controle door rechters zou moeten worden uitgevoerd). Uit de voorstellen van GL en D66 wordt niet duidelijk of ook andere functies (zoals toetsen aan verdragen en aan uitvoerbaarheid) elders moeten worden belegd.

DENK gooit het over een andere boeg. Er wordt geen onderscheid gemaakt voor wat betreft de taken van de Eerste Kamer. Wel blijkt DENK van opvatting dat een vetorecht voor de Eerste Kamer niet noodzakelijk is voor het vervullen van haar taken. Daarover is verschil van opvatting mogelijk, en dit kan bovendien van taak tot taak verschillen.

Zo kun je je afvragen of een oordeel van de Eerste Kamer over zoiets fundamenteels als de grondwettigheid van een wet juist wel bindend zou moeten zijn, terwijl haar opvatting over de uitvoerbaarheid van een voorgestelde wet door de Tweede Kamer terzijde zou moeten kunnen worden geschoven (eventueel met tussenkomst van de Verenigde Vergadering). Ook hier geldt: uiteindelijk gaat het erom welke rol je de Eerste Kamer (vooral) toedicht.

Hoe dan ook: voor bovengenoemde plannen is een herziening van de Grondwet vereist. Dat is niet alleen een langdurig proces, het betekent een extra zware parlementaire meerderheid (twee derde), dus ook in de Eerste Kamer zelf. De kans dat de Eerste Kamer hieraan meewerkt, lijkt niet zo heel groot. Opheffing van de Eerste Kamer of inperking van haar macht lijkt dus voorlopig niet aan de orde.

 

Coen Modderman is docent en onderzoeker staats- en bestuursrecht aan de Afdeling Staatsrecht, Bestuursrecht en Rechtstheorie. Hij schrijft een proefschrift over parlementaire betrokkenheid bij de totstandkoming van verdragen.

Mr.dr. Wytze van der Woude is universitair hoofddocent aan de Afdeling Staatsrecht, Bestuursrecht en Rechtstheorie. In het onderwijs en onderzoek houdt hij zich vooral bezig met het institutionele Staatsrecht op nationaal en decentraal niveau.

In het Dossier Verkiezingen in roerige tijden belichten onderzoekers van de Universiteit Utrecht verkiezingsthema’s vanuit verschillende perspectieven.