Research stories

Europa

Schietschijf Europa: van links tot rechts, altijd prijs

In onderstaand opiniestuk constateert Gijs Jan Brandsma, universitair docent Europese politiek en bestuur, bij het bekijken van de verkiezingsprogramma’s dat het makkelijk prijsschieten is op Europa. Maar Europa is niet zo ondemocratisch als de partijen ons nu voorspiegelen.

Wilt u meer of minder Europa? Deze vraag, die een bekende Haagse insider laatst stelde aan een uitzinnige achterban, vat het politieke debat over Europa mooi samen. Het gaat niet eens zo zeer over wát je wilt bereiken en of Europa daar een logisch niveau voor is. Het gaat eerder over Europese samenwerking op zich, vaak teruggebracht tot één woord: “Brussel”.

Europa-kritische partijen gebruiken vaak vier argumenten: “Brussel” is niet democratisch, “Brussel” luistert niet naar de lidstaten, “Brusselse” ambtenaren leggen ons allerlei dingen op, en “Brussel” moet zich sowieso met minder dingen bemoeien. Daarmee gaan ze volledig voorbij aan het feit dat vrijwel alle Europese wetgeving langs het Europees Parlement gaat dat wij als burgers zelf hebben gekozen. Dat beslist uiteindelijk over Europese wetten, samen met regeringen van lidstaten. Daar is niets ondemocratisch aan. Je kunt hooguit als kritiek hebben dat mensen zich minder met “Brussel” verbonden voelen dan met “Den Haag”. Dat is op zich een prima reden om argwanend tegenover verdere Europese integratie te staan, maar het is wel een andere reden.

De lidstaten praten in werkelijk alle stadia van het Europese wetgevingsproces mee, net zolang tot ze aan een wetsvoorstel hun zegen kunnen geven. Dat gaat vrij ver: meestal worden voorstellen steeds weer opnieuw aangepast totdat een wel heel grote meerderheid van landen ermee kan leven – veel meer dan strikt noodzakelijk is. Er wordt dus heel goed naar de lidstaten geluisterd. En de echt grote beslissingen, zoals de vluchtelingendeal, nemen de regeringen van de lidstaten helemaal zelf.

“Brussel” is ook geen paradijs van louter ambtenaren, zoals de SP ons bijvoorbeeld wil doen geloven. Die partij wil “dat we ons niet meer de regels (laten) opleggen door ambtenaren in Brussel”. Zoals gezegd worden in de EU wetten aangenomen door een parlement dat door ons als burgers is gekozen, samen met ministers uit de lidstaten. Áls Brusselse ambtenaren al de ruimte krijgen om regeltjes te bedenken, staat die ruimte in die democratisch tot stand gekomen wetten heel nauwkeurig omschreven, net zoals binnen Nederland het geval is met wetten die ons parlement aanneemt en onze regering uitvoert.

Bovendien moeten die kleine regeltjes vaak nog extra worden getoetst door ambtenaren uit de lidstaten of het Europees Parlement. Er zit op Europese regelgeving vaak meer controle dan op onze eigen Nederlandse. Zomaar regeltjes bedenken en die opleggen is er in ieder geval niet bij. Europa is geen “project dat de democratie ondermijnt”, zoals de SP beweert. Het tegenovergestelde is eerder waar.

Ook is “Brussel” al jaren bezig om overbodige regels te schrappen, en om minder nieuwe regels te produceren. Sinds de eeuwwisseling neemt het aantal nieuwe Europese wetten en regels spectaculair af: van 3.861 in het jaar 2000 tot 2.322 nu – dat is maar liefst 40% minder, minder, minder. Je kunt dus veel van Europa vinden, maar als het om regelzucht gaat kun je niet zeggen dat ze er niks tegen doen.

In hoeverre Europa een rol gaat spelen bij de verkiezingen is nog even afwachten. Uit de verkiezingsprogramma’s blijkt in ieder geval dat alle partijen trouw blijven aan hun eigen principes. Vrijwel alle partijen pleiten voor scherper bewaakte grenzen. D66 en GroenLinks zijn het meest positief over verdere Europese samenwerking. Daarna volgen CDA en PvdA, die geen radicale veranderingen ten opzichte van de huidige situatie bepleiten.

De positie van de VVD is opmerkelijk. Deze partij wil dat de EU ongeveer hetzelfde takenpakket houdt als nu, maar stelt zich hard op tegen landen die “hun zaken niet op orde hebben en weigeren maatregelen te nemen”; die horen niet in de Eurozone thuis. Duidelijke taal van de VVD, maar het is dezelfde soort belofte die ze na de vorige verkiezingen brak (toen: “Er gaat geen euro meer naar Griekenland!”). Ook spreekt de VVD zichzelf tegen: ze wil dat in heel Europa “voor iedereen overal dezelfde regels gelden”, maar twee alinea’s verderop al niet meer. Daar spreekt ze over een Europa “van verschillende snelheden en bestemmingen”.

In de eurosceptische hoek vinden we de SP, de ChristenUnie en de SGP, wier credo is samen te vatten als ‘samenwerking: graag, maar liever tussen landen onderling’. Is dit alles u nog steeds te pro-Europees? De PVV wil een Nexit. Intussen worstelen de middenpartijen met de negatieve houding over Europa bij een deel van hun electoraat. In de recente brief van Bert Koenders in het AD is dit goed zichtbaar.

Hij bepleitte daar – tot woede van Europarlementariërs, inclusief die van zijn eigen partij – een halvering van het aantal zetels in het Europees Parlement “omdat men zich verveelt”. Ook pleitte hij voor een focus op ‘grote dingen’, meer invloed van lidstaten, en voor minder invloed van het Europees Parlement omdat hun leden “de helft van hun tijd in vergaderzalen doorbrengen”. Dat dat laatste voor hemzelf nog harder geldt, en dat het juist de lidstaten zijn die er over de grote dingen vaak niet uit komen, vertelt Koenders er niet bij.

Of Europa een belangrijk verkiezingsthema gaat worden, valt nog te bezien. Maar voor binnenlandse politieke doeleinden is het wel een handige schietschijf. Van links tot rechts, altijd prijs.

Gijs Jan Brandsma is universitair docent Europese politiek en bestuur aan de Universiteit Utrecht, en gasthoogleraar European Governance aan de Universität Konstanz.

In het Dossier Verkiezingen in roerige tijden belichten onderzoekers van de Universiteit Utrecht verkiezingsthema’s vanuit verschillende perspectieven.