Research stories

Institutions for Open Societies

Mondiaal ondernemen vraagt om mondiaal handhaven

140422040934-bangladesh-rana-plaza-anniversary-story-topNaar aanleiding van het rapport Zorgplichten van Nederlandse ondernemingen inzake internationaal maatschappelijke verantwoord ondernemen bekijkt hoogleraar Publieke Instituties Judith van Erp wat de mogelijkheden zijn om multinationals ter verantwoording te roepen. Zij ziet een rol weggelegd voor een combinatie van juridische en symbolische druk. 

 

Het aantal multinationale ondernemingen heeft de afgelopen 20 jaar een groei doorgemaakt die in de geschiedenis zijn gelijke niet kent. Vrijwel alle activiteiten in ons dagelijks leven worden mogelijk gemaakt door multinationale ondernemingen en mondiale productieketens. Globalisering van markten schept wereldwijd kansen op welvaart, ontwikkeling en vrijheid. Maar globalisering heeft ook nieuwe gelegenheden gecreëerd voor organisatiecriminaliteit en andere schadelijke activiteiten van multinationale ondernemingen.

Met name ontwikkelingslanden ondervinden hier de gevolgen van: schadelijke milieuactiviteiten vernietigen ecosystemen en lokale gemeenschappen; slechte werkomstandigheden en arbeidsuitbuiting leiden tot onderdrukking, slavernij en dodelijke ongevallen. Multinationale ondernemingen geven door hun aanwezigheid in landen met ondemocratische regimes, bovendien niet zelden steun aan de heersende politieke elite.

Globalisering van de economie en de groeiende rol van multinationals, leiden er ook toe dat traditionele publieke instituties aan betekenis inboeten. Nationaal en lokaal toezicht schieten tekort nu ondernemingen steeds vaker opereren op een mondiaal speelveld.

Juridische sancties van nationale overheden zijn vaak niet hoog genoeg om multinationals effectief af te schrikken – sommige grote multinationals zijn economisch sterker dan staten. En lokale toezichthouders wegen het belang van straf af tegen dat van economische ontwikkeling en financiële belangen. Die afweging valt vaak uit in het voordeel van de onderneming.

Dat is overigens niet alleen in ontwikkelingslanden het geval. Ook in Nederland zijn diverse voorbeelden van overtredende ondernemingen die niet werden bestraft vanwege economische belangen, zoals het bedrijf Odfjell in de Rotterdamse haven, dat jarenlang de veiligheidsvoorschriften overtrad, en de Rabobank, dat in de Libor-affaire een schikking kreeg, omdat strafvervolging het belang van stabiliteit op de financiële markten zou schaden. De Amerikaanse auteur Brandon Garrett stelt treffend dat multinationale ondernemingen in deze tijd niet alleen ‘too big to fail’, maar ook ‘too big to jail’ zijn.

Tegelijkertijd creeëert globalisering ook nieuwe, mondiale mogelijkheden voor toezicht dat een alternatief biedt voor lokale handhaving. Juist omdat ondernemingen op mondiale schaal opereren, biedt dit ook kansen voor mondiale reputatiesancties door publiciteitscampagnes van milieu- of mensenrechtenorganisaties. Internet en sociale media bieden burgers en NGO’s nu de mogelijkheid om rechtstreeks, zonder tussenkomst van andere media, de publieke opinie te beïnvloeden. Het wordt veel makkelijker om lokale problemen, wereldwijd zichtbaarheid te geven.

Naast publiciteit wordt ook nieuwe invulling gegeven aan juridische handaving tegen mensenrechtenschendingen in de mondiale economie. Zowel het strafrecht, als het aansprakelijkheidsrecht, bieden diverse mogelijkheden om westerse multinationals die mensenrechten schenden in ontwikkelingslanden, ter verantwoording te roepen in het moederland.

Bij de rechtbank Amsterdam loopt bijvoorbeeld momenteel een civiele aansprakelijkheidsprocedure tegen de dumping van vervuild olie-afval in Ivoorkust door het schip Probo Koala van oliehandelaar Trafigura. Ivoriaanse slachtoffers claimen schade bij de Nederlandse rechtbank, tegen een Frans bedrijf.

Dat toont mooi aan dat globalisering ook nieuwe kansen biedt om een heel traditioneel juridisch handhavingsmiddel, de aansprakelijkheidsprocedure, te benutten voor controle op ondernemingen die in een mondiale context opereren. Naast het probleem, kan globalisering dus ook de oplossing vormen voor het probleem van de onevenwichtige machtspositie van multinationale ondernemingen.

Het rapport ‘Zorgplichten van Nederlandse ondernemingen inzake internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen’ van Enneking et al is in dit verband van groot belang, in de eerste plaats omdat het een helder overzicht biedt van de zorgplichten van multinationale ondernemingen en de mogelijkheden voor civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheidstelling.

In de tweede plaats kan op basis van het rapport worden geconcludeerd dat deze mogelijkheden nog onvoldoende worden benut. Voor de slachtoffers, kent de civiele aansprakelijkheidsprocedure allerhande praktische drempels. Zonder de steun van een internationale NGO, is de kans klein dat zij zich toegang tot het recht weten te verschaffen.

Strafrechtelijke vervolging van multinationals vanwege het schenden van hun zorgplicht in ontwikkelingslanden is in Nederland nog vrijwel afwezig. Tegen de achtergrond van een afnemende tegenwicht van nationaal overheidstoezicht tegen multinationals, is het van groot belang dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid sterker tot uitdrukking wordt gebracht.

Meer nog dan van civiele aansprakelijkheid kan van het strafrecht een sterke combinatie uitgaan van juridische en symbolische druk; van straf en shaming. Hier ligt, naast de verantwoordelijkheid van Nederlandse moedermaatschappijen van multinationals om hun zorgplicht na te komen, een belangrijke opdracht voor het Nederlandse Openbaar Ministerie.

prof. dr. Judith van Erp, hoogleraar Publieke Instituties aan de Universiteit Utrecht